Het proces van bloedprikken in de praktijk begint met het zoeken naar een geschikte ader, meestal in de arm. Na het schoonmaken en desinfecteren van de plek wordt een elastische band om de bovenarm gewikkeld om de ader tijdelijk af te sluiten. Hierdoor zwelt de ader op, waardoor deze gemakkelijker te vinden is voor het prikken. Soms klopt de verpleegkundige of laboratoriumtechnicus zachtjes op de ader om de zichtbaarheid te vergroten.
Een naald wordt vervolgens in de ader ingebracht, waarna het bloed wordt opgevangen in een speciale buis die aan de naald is bevestigd. Indien nodig vraagt de behandelend arts om meerdere bloedmonsters. In dat geval zullen meerdere buisjes om de beurt aan de naald bevestigd om het bloed op te vangen. Zodra de benodigde buisjes zijn gevuld, wordt de naald verwijderd, en indien nodig wordt er een pleister aangebracht.
Het afgenomen bloed wordt vervolgens naar het laboratorium gestuurd voor analyse om de gewenste informatie te verkrijgen.