10 vragen over het Wmo-abonnementstarief
Gepubliceerd: 13 jan 2019Vanaf 1 januari 2019 verandert de eigen bijdrage voor de gemeentelijke hulp, zorg en ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Dat betekent een eigen bijdrage van maximaal € 17,50 per 4 weken. Voorheen werd gekeken naar inkomen of vermogen bij de berekening van de eigen bijdrage. Ieder(in) krijgt veel vragen over dit onderwerp, daarom zetten we de meest gestelde vragen op een rij. Bent u benieuwd wat dit voor uw persoonlijke situatie betekent? Neem dan contact op met uw gemeente.
1. Waarom wordt het abonnementstarief op 1 januari 2019 ingevoerd?
Mensen met een beperking of chronische ziekte hebben te maken met een stapeling van zorgkosten en eigen bijdragen, zoals voor de Wet langdurige zorg, Wet maatschappelijke ondersteuning, Jeugdwet of het eigen risico voor de zorgverzekering. Sommige huishoudens moeten daardoor duizenden euro’s per jaar extra bijdragen aan noodzakelijke zorg en ondersteuning. De invoering van het abonnementstarief voor Wmo- voorzieningen is een eerste belangrijke stap voor het financieel toegankelijk houden van zorg en ondersteuning.
2. Wat valt wel/niet onder het onder het Wmo-abonnementstarief?
In 2019 geldt het abonnementstarief voor maatwerkvoorzieningen. Denk bij maatwerk aan zorg, begeleiding, woningaanpassingen, huishoudelijke hulp en hulpmiddelen.
Uitgezonderd zijn beschermd wonen en opvang.
3. Wat is het verschil tussen een algemene voorziening en een maatwerkvoorziening?
De gemeente biedt maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen. Een maatwerkvoorziening is afgestemd op uw situatie, zoals persoonlijke begeleiding of een aanpassing aan uw woning. Meer voorbeelden van maatwerkvoorzieningen, vindt u op www.regelhulp.nl.
Een algemene voorziening is algemeen toegankelijk. De gemeente doet daarvoor niet eerst een diepgaand onderzoek naar u of uw situatie. Denk aan een boodschappendienst, maaltijdvoorziening of klussenhulp. De meeste algemene voorzieningen vallen niet onder het abonnementstarief, maar er kunnen wel eigen bijdragen worden gevraagd.
Overheidsinformatie over ondersteuning van de gemeente vanuit de Wmo
4. Mensen met een minimum-inkomen of minder betalen in veel gemeenten geen of alleen lagere eigen bijdragen. Verandert dat met de invoering van het abonnementstarief?
Deze regelingen vervallen niet. Gemeenten behouden de mogelijkheid voor minimaregelingen, zoals een nultarief of verlaagde bijdrage voor zorg en ondersteuning uit de Wmo. Dit regelt elke gemeente zelf. Gemeenten kunnen afwijken van het maximum-tarief, zolang dit in het voordeel is van de zorgvrager. Ze kunnen een algemeen verlaagd tarief in rekening brengen. Gemeenten kunnen ook voor bepaalde inkomensgroepen de eigen bijdrage op nul euro zetten (nultarief).
5. ‘Het abonnementstarief is vooral goed voor midden- en hogere inkomens.’ Klopt dat?
Het abonnementstarief pakt voordelig uit voor middeninkomens. Zij gaan een lagere eigen bijdrage betalen dan nu meestal het geval is. Zij komen vaak niet in aanmerking voor gemeentelijke minimaregelingen of de zorgtoeslag.
De maatregel levert waarschijnlijk geen of minder verlichting op voor lagere inkomensgroepen. Zij betalen vaak al een lagere of geen eigen bijdrage. Maar juist ook deze inkomensgroepen lopen op tegen de stapeling van zorgkosten. Daarom is veel meer nodig om de stapeling aan te pakken. Ieder(in) blijft hiervoor pleiten bij de Tweede Kamer en het kabinet.
6. Gemeenten zeggen dat het abonnementstarief een aanzuigende werking heeft. Klopt dat?
Het kabinet neemt deze maatregel om de stapeling van zorgkosten tegen te gaan. Die stapeling leidt er nu toe dat mensen de zorg en ondersteuning mijden, die zij wel nodig hebben. Als deze maatregel leidt tot lagere bijbetaling, wordt de zorg en ondersteuning ook voor hen betaalbaarder. Daarom valt te verwachten dat meer mensen de voorzieningen gebruiken.
Gemeenten houden de bestaande mogelijkheden om – waar mogelijk en verantwoord en altijd in samenspraak met zorgaanvragers – te onderzoeken welke mogelijkheden mantelzorg, het sociale netwerk of algemene voorzieningen bieden.
7. Hoeveel mensen of huishoudens hebben baat bij het abonnementstarief?
Naar schatting 180.000 huishoudens zijn gebaat bij de invoering van het abonnementstarief. Een recente berekening van het Centraal Planbureau laat zien dat 440.000 mensen onder het tarief vallen.
8. Hoe hoog waren de eigen bijdragen Wmo vóór invoering van het abonnementstarief?
Als gemiddeld voorbeeld gaan we uit van een modaal gezin met een gezinslid met een beperking of langdurige ziekte. Berekeningen van het Nibud wijzen uit dat voor dit huishouden de ‘oude’ eigen bijdragen voor de Wmo oplopen van wel 1000 euro per jaar (bij een gezinsinkomen van circa 40.000 bruto) tot wel 5000 euro per jaar (bij gezinsinkomen tot 60.000 euro bruto).
9. Gaan gemeenten nu minder voorzieningen of hulp gaan aanbieden of wordt de kwaliteit van de zorg minder als het tarief wordt ingevoerd?
Gemeenten moeten de wet uitvoeren. Mensen moeten de hulp en ondersteuning krijgen die nodig is. De invoering van het abonnementstarief mag er niet toe leiden dat mensen die daarop zijn aangewezen niet of onvoldoende de ondersteuning krijgen . Belangrijk is dat de bedoeling van de wet wordt uitgevoerd: het leveren van maatwerk in hulp en ondersteuning, zodat mensen beter kunnen meedoen in de samenleving. Daar zullen organisaties als Ieder(in), lokale adviesraden en belangenbehartigers scherp op letten.
10. Gemeenten zeggen te weinig geld te krijgen van het kabinet voor de extra uitgaven die zij moeten doen. Wat vindt Ieder(in) hiervan?
Mensen mogen niet het slachtoffer worden van de discussie over financiering tussen gemeenten en het Rijk. Gemeenten moeten in staat zijn en blijven om de Wmo goed uit te voeren.
Bij de presentatie van het regeerakkoord zijn de kosten van deze maatregel door het Centraal Planbureau (CPB) berekend op structureel 290 miljoen euro per jaar. Inmiddels is dit bijgesteld naar 190 miljoen euro per jaar. In het regeerakkoord is afgesproken dat het kabinet hier per jaar 145 miljoen euro aan bijdraagt. Het kabinet stelt voor het overige deel, landelijke afspraken gemaakt te hebben met gemeenten.